Wassen op bed – Hoe doe ik het juist?

Wanneer de situatie niet aan de Praktijkrichtlijnen Fysieke Belasting voldoet dient de situatie aangepast te worden, bijvoorbeeld door de juiste hulpmiddelen in te zetten (bijvoorbeeld een glijzeil) en/of de omgeving aan te passen (bed aan drie zijden vrij)..
Bij een zorgvrager die permanent op bed verblijft, zal vaak sprake zijn van een grote bewegingsbeperking, zwakte of pijn. Een dergelijke zorgvrager heeft veel ondersteuning nodig bij het uitvoeren van de taak en bij het maken van transfers

  • Zorg voor voldoende ruimte zodat alle handelingen in een gunstige houding uitgevoerd kunnen worden.
  • Het bed dient aan drie zijden vrij te staan.
  • Zorg dat alle benodigdheden die door de zorgvrager gebruikt worden èn die door uzelf gebruikt worden onder handbereik en op de juiste hoogte klaarstaan.
  • Vraag de zorgvrager voor iedere wasbeurt hoe de situatie op dat moment is.
  • Kies voor een methode waarbij ook de zorgvrager zo weinig mogelijk belast wordt.

Uitvoeren

  • Vraag de zorgvrager zo veel mogelijk handelingen zelf te uit te voeren of vertel hoe hij een bijdrage kan leveren. Pas de omstandigheden en de hulpmiddelen hierop aan.
  • Werk in een rustig tempo zodat de zorgvrager de kans heeft mee te werken.
  • Vraag de zorgvrager zich tijdens het wassen in de juiste positie op te stellen (bijvoorbeeld door een been op te lichten) en mee te bewegen (door het hoofd naar u toe te draaien).
  • Houd de zorgvrager zo veel mogelijk toegedekt (kleding, handdoek) zodat hij niet afkoelt in een ruimte met een aanvaardbare temperatuur of waar geventileerd wordt.
  • Werk vanuit een stabiele stand.
  • Werk recht voor (de handen voor het lichaam) en dicht bij het lichaam (de ellebogen bij de romp).

Afronden

  • Controleer of de zorgvrager in een comfortabele situatie achterblijft: kleding in orde, positie in bed, e.d.
  • Evalueer de handeling: als de situatie zodanig verandert dat de praktijkregels overschreden (dreigen te) worden kies dan opnieuw voor de meest geschikte hulpmiddelen, bekijk de nodige aanpassingen in de werkomgeving, aan kleding en/of van incontinentiemateriaal.
  • Beoordeel eventuele transfers met een daarvoor bestemd instrument.
  • Rapporteer aan de eerstverantwoordelijke zorgverlener.
  • Houd het tilprotocol actueel.